Peter Gombeir – Kamer 241

Happy people have no stories

Peter Gombeir – Kamer 241 - Happy people have no stories

Sing

Ik zou graag zanger worden. Vooral als ik iemand zie zingen. Het is een beetje vreemd. Telkens een programma als The Voice passeert, kijk ik gebiologeerd. Ik zie mezelf staan. Wat onwennig. En zenuwachtig. Het podium op. Zonder veel kapsones de zaal ondersteboven van mijn talent. Dat zeg ik dan tegen de mensen rond mij. “Een geluk dat ik daar niet sta, of ze hadden allemaal geen schijn van kans.” Gefrons en gezucht. Hij is daar weer.

Welk nummer ik zou brengen? Geen idee. Het ene moment zou het iets heavy metal worden, het andere dan weer iets kleinkunsterig. “Maar ik heb je nog nooit horen zingen,” zegt mijn vrouw dan. Ja, kan kloppen. Ik zing eigenlijk bijna nooit. Behalve een verloren keer in de auto. Als niemand het hoort. Of om zangers na te doen. Dat lukt wel goed. Ozark Henry. Gorki. Bob Dylan. Toni Corsari. Begeleid door het betere luchtgitaarspel, natuurlijk. Want gitaar spelen, dat lukt al helemaal niet.

Dat heb ik wel met de meeste talentshows. Zelfs bij Ink Masters op Spike. “In de aflevering waar er ankers moeten gezet worden, maak ik ze allemaal in!” Ook weer voornamelijk omdat ankers voor mij het hoogst haalbare zijn op tekengebied. Jammer genoeg, nog nooit een ankeraflevering gepasseerd. Of het zou bij de “American Traditional” moeten passen. Het eerste tattoogeweer moet ik nog van dichtbij zien. Maar even, even ben ik in de waan dat dat allemaal geen probleem kan zijn.

Misschien is er aan mij een groot zanger verloren gegaan. Of een nog grotere tattoo-artiest. Leuke songtekstjes schrijven die rijmen. Er een grappig riedeltje onder zetten. Of, nog beter, diepzinnig met meerdere betekenislagen. Het meteen goed doen. Zo van die songs waar velen zich mee identificeren. Perfect begrijpen waar je het over hebt. Met zo een grain, doordrongen van levenswijsheid. Want dat is blijkbaar belangrijk.

Als ik het “talent” zie van sommige deelnemers denk ik, moet kunnen. Al hebben zij één ding voor op mij. Zij durven wel. Even onwennig. Even zenuwachtig. Maar ze staan er. En draait niemand zich om, komen ze met een traan van het podium. Nog steeds overtuigd van hun talent. En “volgend jaar komen we terug!” Niet bang zijn. Ik hou het wel allemaal voor de auto. Op mijn bureautje oefen ik ondertussen hard aan het perfecte anker. Toegegeven. Er is nog wat werk aan.