Ik was negen. En ging naar Lortje. In de Boeschepestraat. Ooit kocht iemand daar een eerste druk van een Jommeke strip. Voor 50 franken. Die hij fluks doorverkocht voor een veelvoud. De sloeber. Maar ik dwaal af. Een kind in een spekkenwinkel. Ik moest er even aan denken vorige vrijdag. Bij de opening van de tijdelijke tentoonstelling in het Hopmuseum. Trappist. Jef van den Steen leidde het hele zaakje in. En dan op ontdekking. Schoon gedaan. Je raadt het al. Het hoogtepunt… alle trappisten te proeven. Alle 9. Zelfs die Oostenrijkse waar ik de naam niet meer van weet. Wat een avond…
Ik was vijftien. En ging voor het eerst uit, op café. De Esperance. Op de markt in Poperinge. Drie pinten, en we hadden genoeg. Toen kostte een Jup nog 35 franken. Het briefje van 100 van moeder volstond bijna voor een mega avond. Ik moest er even aan denken, zaterdag. Want het was ook het Weekend van het Volkscafé. In de Westhoek en Frans Vlaanderen. Marino Punk, toogschieten in plaats van boogschieten, Edely, Sint Bernardus Tripel, bollen door den uil, toneel, karaoke. En de uitreiking van de Gouden Sanseveria. Die Verdammte Spielerei, neeneen, niet Spiegelei, kwam aan, deed zijn ding, zong over Ramona, en zorgde en passant voor een koppel rode kaken. Nog nooit meegemaakt. Machtig.
Ik was twintig. En had nog nooit van straattheater gehoord. Tot ze in Poperinge een klein festival organiseerden. De Cyrusfeesten. Leuk, zo in het zonnetje. Ik moest er even aan denken, zondag. Want het was De Gevleugelde Stad in Ieper. Onder een schitterende zonnehemel. Het was warm, dorstig, en overdruk. Maar ook schoon, toch de dingen waar we bij raakten. Veel bekend volk gezien. Nog meer onbekend volk eigenlijk. Leutig. En zo raakte het zondagavond. Vermoeid. Voldaan. Slapen. Want morgen weer werkendag.
Ik ben vierendertig. En beleefde een van de schoonste Westhoekweekends van de laatste jaren. Want de Westhoek, dat is altijd pure verwondering…

Het was 9 graden. Kil. Hier en daar een druppel. Neenee, geen zo een druppel, we houden het deftig. Al hadden we er wel een kunnen gebruiken om op te warmen. De gids had het over schitterende vergezichten bij de Notre Dame. Behalve vandaag. Het was mistig. Daar sta je dan, te kijken in het grijs. Je in te beelden wat je zou moeten zien. Een beetje zoals door de bomen het bos niet meer zien, al lag dat bos ook al in de mist. We moesten het doen met een vreemde kerk in Byzantijnse stijl. De gele bloemetjes in het kleine groene gietertje bij een beeld van Maria stonden er maar beteuterd bij. Buiten was het warmer dan binnen. Waarom heb ik mijn mutsje niet mee…
Het was 9 graden. In de bus naar het hotel was het gelukkig warmer. De eerste tukjes werden gepleegd. Klaar voor het avondmaal. De nabespreking van dag 1. En de voorbespreking van dag 2. Bij een grote Leffe. Opletten geblazen. Een grote Leffe is in Frankrijk een halve liter. Maar het smaakte. Slapen. Wakker worden. Ontbijten. Naar Meaux. Het Musée de la Grande Guerre. We zagen het al bij aankomst. Dit wordt er eentje hors catégorie. Wat een gebouw. En binnen is het nog indrukwekkender. Films, dugouts, uniformen, wapens, loopgraven, voertuigen, vliegtuigen, 3D foto’s, tanks, trench art. Alles samen. Je zou er gemakkelijk een dag kunnen verliezen. Al volstond 2 uur ruim. De moeite, maar dat hadden we wel verwacht. Ze zijn er klaar voor, daar in Frankrijk.
